Rob Bosman: ,,Ik geloof best dat er ’iets’ is, maar ik wil me niet binden aan één godsdienst.''
Rob Bosman: ,,Ik geloof best dat er ’iets’ is, maar ik wil me niet binden aan één godsdienst.'' Pauw Media

‘Zodat je als mens [vrij bent’

3 mei 2023 om 07:29

Rob Bosman (77) werd lid in de Orde van Oranje Nassau, want de Barnevelder is al vele jaren actief voor Het Putter Stoomgemaal, serviceclub Probus en kegelclub De Natte Spons. ,,Het raakt me wel, maar ik zal er niet door veranderen. Dat is flauwekul.” Op bezoek bij hem thuis.

Een grote houten wereldbol siert zijn woonkamer en staat naast een authentieke scheepsbel. Ze passen bij twee schilderijen van schepen en dat is niet toevallig, want Rob Bosman werkte tot zijn eenenvijftigste jaar op tankers van multinational Shell. Vanuit die functie zette hij in veel landen voet aan wal. ,,Aan boord van een schip heb je ‘de ouwe’, dat is de kapitein. En je hebt ‘de baas’, dat is de hoofdmachinist. Dat was ik.”

Rob groeide op in Arnhem. Hij ging op zeventienjarige leeftijd al naar de Hogere Zeevaartschool in Groningen, waar hij vierenveertig uur per week les kreeg. Twee jaar later studeerde hij af en in augustus 1964 ging hij in Gothenburg aan boord van een tanker om meteen dertien maanden te gaan varen. ,,Toen ik vijf jaar was, wist ik het al. Ik heb altijd gezegd dat ik de zee op wilde.”

De machinist geeft toe dat hij het op de oceaan weleens moeilijk had, maar over het algemeen had Rob weinig last van heimwee, hoewel communicatie met het thuisfront in die tijd nog gewoon per post ging. ,,Het kon wel zes weken duren voordat een brief aankwam. Als je problemen had, kon je een telegram sturen, of bellen via Radio Scheveningen. Maar vaak was er storing en fungeerde de telefoniste als doorgeefluik. Later kon ik via een satelliet bellen, maar dan kostte een minuut praten wel vijf gulden.”


OLIE Om een indruk te geven van de immense grootte van de tankers, legt Rob uit dat de Oude Kerk van Barneveld twee keer in een machinekamer zou passen, terwijl de motor net zo hoog is als een flatgebouw van vijf verdiepingen. ,,Als ik van mijn hut naar beneden moest, liep ik 162 traptreden.” De grootste tanker waarop Rob werkte kon 120.000 ton olie vervoeren, terwijl er ook nog schepen van meer dan het dubbele zijn, of zelfs nog groter. Ze vormen een soort drijvend dorp. ,,Het drinkwater halen wij uit het zeewater, dit koken we, waarna we de stoom opvangen en laten condenseren.”

Een tanker verbruikt gemiddeld ongeveer 3.000 liter olie per uur, terwijl er vele soorten olie vervoerd werden. Rob weet dat het gebruik van fossiele brandstoffen niet wenselijk is voor een goed milieu, maar wijst er tegelijk op dat nog steeds 95 procent van al het internationale vervoer door de scheepvaart plaatsvindt. ,,We zijn altijd het ondergeschoven kindje geweest. Ook het imago als zeeman was meteen iets met vrouwen en drank. Maar als wij in de haven aankwamen, stond de motor stil en moest ik aan de slag. Een zuiger verwisselen kost je minimaal acht uur, maar soms ook vierentwintig uur, als je pech hebt. Op een schip heb je zeven dagen per week je overall aan. Bovendien is het in de machinekamer gemiddeld veertig graden en als je in de Perzische Golf zat, kon het weleens wat warmer zijn, tot wel zestig graden. Maar je wende eraan. Ik dronk een liter of vier water op een wacht en at zouttabletten. We hadden geen dokter aan boord. Er werd naar het vasteland gebeld voor medisch advies.”

De haven van Sydney kon Rob wel goed bekijken en die vindt hij prachtig. De Barnevelder probeerde ook, waar mogelijk, iets van de cultuur te proeven. Zo ging hij naar de stad Mombassa in Kenia en maakte een safari mee. ,,Als je ergens aan wal bent, moet je niet naar de McDonald’s gaan, maar de gewone straatjes in lopen. Ik heb veel met Indonesische bemanningsleden gevaren. Zij hebben me hun geboorteland laten zien. Dat was leuk. Ik vind alle culturen boeiend.”


RELIGIES EN OORLOG Qua levensovertuiging noemt Rob zichzelf een 'realist' en 'nuchter'. Hij heeft niet zoveel op met religies, terwijl hij ook niet bang is voor de dood. ,,Dan heb ik een mooi leven gehad.” Mensen die wél ergens in geloven wil hij niet kwetsen. ,,Ik zie dat de verschillende religies allemaal hun eigen regeltjes hebben. Ik heb met allerlei mensen gevaren. Dat waren boeddhisten, hindostanen, confucianisten (deugden-filosofie), islamieten, katholieken en protestantse gelovigen. Die hadden het allemaal prima. Ik geloof best dat er ’iets’ is, maar ik wil me niet binden aan één godsdienst. In Thailand heb je een beweging die alle religies bij elkaar doet, dat vind ik wel mooi. Zodat je als mens vrij bent. In de wijk waar ik woon, hebben we een pleintje, waar we één keer per jaar een barbecue hebben. Daar komen inwoners van verschillende kerken bij elkaar, maar dat gaat perfect. Om kwart voor twaalf op zaterdag, voordat het zondag wordt, is alles opgeruimd, want we houden rekening met elkaar. Met respect is er niks aan de hand.”

Met eigen ogen zag Rob hoe zijn ouders met elkaar op konden schieten, terwijl zijn vader uit een zeer socialistisch nest kwam en zijn moeder opgroeide in een doopsgezind christelijk gezin. ,,Die mensen hebben een oorlog meegemaakt, dat kennen wij niet. Dat vormt je. Zelf heb ik iets van de oorlog in Vietnam gezien. Overal zag je barricades en de hele nacht hoorde je schoten. Dat is geen ideale toestand. En in de Perzische Golf maakte ik iets mee van de Irak-Iran-oorlog. Dat was ook geen overtuigend succes. Als je iets van de verschrikkingen in een oorlog meemaakt, besef je als mens wat écht belangrijk is. Tegenwoordig zie je de jeugd met hun telefoons. Als ze die niet meer hebben, kunnen ze niet meer leven, zo lijkt het wel. Net als in de coronatijd. Die was niet fijn, maar als ik zo’n snotneus hoor klagen dat hij niet meer uit kan gaan, dan vraag ik me af wat zijn doel in het leven is. Ik snap best dat je ontspanning nodig hebt, maar ik vind jongeren tegenwoordig wat slapjes.”


SKUTSJE EN TRAPLIFT Als Rob na maanden op zee eindelijk thuiskwam, was hij drie maanden vrij, maar soms moest hij toch weer inspringen als er bij Shell ergens in de wereld problemen waren. Hij prijst zich gelukkig dat hij wel bij de bevallingen van zijn beide zoons kon zijn. Lars was specialist op het gebied van virologie, maar werkt nu als duiker. Zijn jongste zoon Niels deed de zeevaartschool, werkte in de off-shore, maar heeft nu een monteursbaan aan wal, omdat hij vader werd van een dochter met beperkingen. ,,Daarom kom ik regelmatig bij Manege Zonder Drempels in Bennekom, omdat zij daar met paarden rijdt en ik weleens wat laswerk uitvoer om wagens te repareren. Zo gaat dat dan.”

Het enige kleinkind kwam ook regelmatig bij opa en oma over de vloer, zo’n honderdtwintig dagen per jaar. ,,Het is een hartstikke lieve meid.” Daarom is er een traplift gekomen in het huis van Rob en Jannie Bosman-Swart, met wie hij in het huwelijksbootje was gestapt in 1970. Rob wijst op de lamp die in de kamer staat, het laatste toplicht van de skutsje van haar Friese familie. ,,Ze heeft ons gezin altijd op de rails gehouden, maar toen ik met mijn vroegpensioen thuis kwam, had ze een vervelende vent over de vloer die haar op de vingers keek (glimlacht). Doordat ik veel op zee was geweest, had ik nauwelijks een sociaal netwerk opgebouwd.”


ERFGOED Dus zorgde Rob ervoor dat hij iets te doen kreeg. Hij stortte zich op het modelbouwen van schepen en werd vrijwilliger en bestuurslid bij Stichting Vrienden van het Putter Stoomgemaal. Er komt een boek op tafel - Parel in de Putter polder - met veelzeggende foto’s en tekst. ,,In de Barneveldse Krant stond in 1998 nieuws over het in werking zijn van het stoomgemaal Hertog Reijnout. Daar ging ik toen eens kijken en knutselen. Dat was erg leuk.”

Het Putter Stoomgemaal (vlakbij Nijkerk) kwam in 1999 in zijn vizier, met nog steeds de originele machine. Het gemaal deed dienst van 1885 tot 1971. De particuliere eigenaar Willem van de Klok - die er pal naast woont - wilde deze graag (laten) restaureren. Begin 2000 kon Bosman hier met de andere ‘sleutelaar’ Arie Nachtegaal aan de slag. Na bijna vijf jaar en negenduizend werkuren met een team van een man of acht, was de klus geklaard en draaide het gemaal weer. ,,Tegenwoordig zijn we met twaalf man. Het gemaal is industrieel erfgoed. We hebben 754 stoomgemalen gehad in ons land, maar hier zijn er nu acht van over die nog werken. Het Putter Stoomgemaal was de laatste met haar originele machine die nog gerestaureerd kon worden. Hij pompt nog steeds water rond en twaalf keer per jaar is er een open dag voor publiek.” 

Rob lepelt nog een spannend verhaal op over de Tweede Wereldoorlog, toen Puttenaren zich onder de ketel van het gemaal hadden verborgen, om tijdens de beruchte razzia niet in handen van Duitse soldaten te vallen. ,,Dat weten we zeker, want Arie van de Kamp vertelde dat zijn vader dit had meegemaakt.”


RIVALITEIT Bij kegelclub De Natte Spons komt Rob in de Veluwehal vanaf 2004 over de vloer. ,,Dat is een leuke sport. Er is best rivaliteit om te winnen, maar het gaat nooit op het scherpst van de snede. Het is erg gezellig. In 2016 kreeg ik twee kunstknieën, zodat kegelen wat lastig werd om te doen. Mijn knieën waren versleten doordat ik op de tankers altijd zoveel trap moest lopen. Mijn kraakbeen was weg. Nu kan ik weer lopen en ben ik verplicht om bij mijn vrouw te blijven, want ik kan niet meer op de knieën om een vrouw een aanzoek te doen (gniffelt). Maar alle gekheid op een stokje, mijn vrouw en ik zijn al 57 jaar bij elkaar. Ze heeft nooit moeite gehad met het feit dat ik veel op zee was, want ze kon op school lesgeven en we schreven elkaar elke week een brief.”

Rob verklaart dat hij tijdens zijn zeereizen best aan verleidingen bloot heeft gestaan, maar dat hij zich nooit bezondigde aan een scheve schaats. Het intensieve werk vroeg al zijn aandacht. ,,Dat is een kwestie van je eigen instelling. Je moet daar niet te dramatisch over doen. En als ik drie maanden thuis was, was ik er ook volledig voor het gezin. Ik zie alle vrienden van mijn jongens nog in onze huiskamer zitten, want die namen ze van het Johannes Fontanus College mee naar huis om een bakkie te doen. Dan zat het hele spul hier.”

De kegelclub was een gevolg van zijn lidmaatschap van serviceclub Probus Barneveld, waar hij al vanaf 1998 actief is. ,,Ik gaf lezingen over tankers aan leerlingen op een basisschool. Iemand van Probus kwam dat ter ore en vroeg me om een lezing bij die club te geven. Zo ben ik daar bij betrokken geraakt. Het is een zeer gemêleerd gezelschap dat vooral voor de contacten bij elkaar komt. Daar zaten ook kegelaars bij en zij zochten nieuwe leden.”

Bij Probus zat Rob in de activiteitencommissie, was hij voorzitter, secretaris en verzorgde hij het jaarboek. Bij de kegelclub werd hij nog niet zo lang geleden secretaris. Niet vermeld tijdens de decoratie is dat de Barnevelder bijna vijftien jaar penningmeester was van de lokale postzegelvereniging. Zelf verzamelde hij er 26.000 met daarop alleen maar schepen. Maar dat spreekt voor zich…

Afbeelding