[-41-]

8 november 2022 om 14:20


‘Echt, na die keer vlak voor de herfstvakantie, zorg ik dat de kinderen op tijd op school zijn. Ik heb er de wekker een halfuur eerder voor gezet.’ Ingeborg kijkt opzij waar Amber een ander spelletje van het tafeltje heeft gepakt. ‘Natuurlijk zit je niet te wachten op laatkomers.’

‘Wat?’ Ellen schudt haar hoofd en bladert wat door een stapel papieren. ‘Dus volgens jou gaat hij wel op tijd de deur uit. En toch is hij niet op tijd in de klas?’

‘Hm,’ zegt Ingeborg, ‘vreemd verhaal.’

Ellen knikt. ‘Ik meende echt dat hij gewoon te laat van huis ging. Maar dit? Heb jij enig idee wat hierachter zit?’

Ingeborg schudt haar hoofd. ‘Geen idee. Ik zal hem er nogmaals naar vragen. Hier klopt iets niet,’ reageert Ingeborg terwijl ze vanuit haar ooghoeken Amber in de gaten houdt. ‘Maar je hebt me vast niet alleen laten komen om over het te laat komen van Job te praten.’

Ellen schuift op haar stoel. ‘Eh, nee,’ zegt ze dan. ‘Ik heb er met mijn duo over gesproken, en we vragen ons af of het alleen aan de verhuizing ligt of dat er meer aan de hand is.’

‘Natuurlijk zet een verhuizing van alles op zijn kop! Waarom zou er meer aan de hand zijn?’ Ingeborg komt van haar zitplaats overeind. ‘Amber,’ zegt ze waarschuwend tegen het meisje als ze de volgende doos pakt. Ingeborg kijkt naar Ellen. ‘Ik ruim het straks voor je op,’ belooft ze.

Ach, laat maar, beduidt Ellen. Ze pakt haar map met aantekeningen erbij, bladert erdoorheen. Dan neemt ze een pen om iets aan te strepen. ‘Zijn resultaten zijn enorm onder de maat,’ zegt ze. ‘Bovendien is hij zo snel afgeleid dat hij zijn werk vrijwel nooit af heeft. Zelfs een rustig plekje heeft daar niets aan kunnen veranderen.’

Het kabaal van gekleurde blokjes die over de vloer rollen, onderbreekt haar woorden. Amber kijkt beduusd. ‘Mama,’ roept ze verschrikt.

Er springen twinkellichtjes in de ogen van Ingeborg. ‘Ik dacht: ik kan haar wel meenemen. Maar misschien was dat niet zo’n goed idee.’ 

Zwijgend staat Ellen op en bukt zich om de blokjes van de grond te rapen. Amber kijkt toe, maar begint al snel te helpen. Net als Ingeborg. 

‘We willen voorstellen om Job te laten testen zodat er voor alle partijen meer duidelijkheid komt,’ laat Ellen weten als de blokjes in de doos zitten en Ingeborg Amber al spartelend bij zich houdt. 

‘Testen?’ Ingeborgs mond valt open. Met moeite onderdrukt ze een kreet als Amber haar pijn doet als ze zich los probeert te wurmen. ‘Onzin!’

‘Wat?’ reageert Ellen verbaasd. ‘Daar is toch niets mis mee?’

‘Nee hoor, al die etiketjes,’ praat Ingeborg verder. ‘Dikke onzin!’

Ellen schudt haar hoofd. ‘We denken dat het voor Job beter is. Mijn duo vraagt zich af of er misschien sprake is van ADHD. Dan vraagt dat om een hele andere aanpak.’

‘ADHD,’ schiet haar stem uit. ‘Daar heb ik ze op de oude school echt nog nooit over gehoord.’ Opnieuw geeft Amber haar een venijnige schop tegen haar been. Bijna laat ze het meisje uit haar armen glijden. 

Ellen loopt terug naar haar bureau. ‘Ik begrijp dat het misschien wat rauw op je dak valt. Maar heb het er thuis eens rustig over of kom anders eens samen praten.’

Ingeborg bukt zich en zet Amber op de grond. Stevig pakt ze de hand van het meisje. ‘Nee hoor,’ zegt ze luchtig. ‘Helemaal niet nodig. Laat hem zich toch gewoon op zijn eigen tempo ontwikkelen. Misschien heeft hij gewoon wat meer tijd nodig. Bovendien lijkt me deze periode voor de kerstvakantie niet het meest geschikte moment. Welk kind is er nu wel rustig? Ik stel voor om eerst vakantie te houden, daarna zien we wel weer verder.’ 

Ellen aarzelt. ‘Zo kun je het ook bekijken,’ zegt ze, om dan wat harder te vervolgen: ‘Maar volgens mij is Job daar niet mee geholpen.’ Ze wacht opnieuw voordat ze verder praat. ‘Heb het er met je man over, dan komen we er na de vakantie op terug.’ 

‘Oké, ik heb het er met Reinier over.’ Ingeborg pakt haar royale handtas van de grond en draait zich om. ‘Dan zal ik nu eens kijken waar Job uithangt!’ Met grote passen loopt ze naar de deur. Haar tas bungelt over haar schouder. Amber drentelt naast haar door de gang.

Ellen kijkt hen peinzend na.

‘Job!’ hoort ze Ingeborg roepen. ‘Job, kom, we moeten naar huis!’

Achter het muurtje naast het fietsenhok springt Job tevoorschijn. ‘Boeh,’ roept het mannetje tegen zijn moeder. Ze hoort Ingeborgs schaterlach als ze even later een arm om hem heen slaat en tegen zich aan drukt. ‘Pak je fiets maar gauw! Mama moet nog boodschappen doen.’ 

Ellen staat bewegingloos naast het raam en tuurt naar buiten. Het plein ligt er verlaten bij nu Ingeborg met haar kinderen op de fiets is gestapt. In gedachten trekt het gesprek weer aan haar voorbij. Bijzondere reactie van Ingeborg. Niets vreemds toch, dat ze graag zien dat het mannetje getest wordt? Natuurlijk heeft ze het allerbeste met hem voor.

‘Ellen?’ In de deuropening staat Werner. ‘Wat doe jij hier nog?’

‘Hetzelfde als jij,’ antwoordt Ellen. ‘Ik doe mijn werk om de kost te verdienen.’ Ze raapt een puzzelstukje van de vloer en stopt het in de bijbehorende doos.

Werner grijnst. ‘Jeugdig bezoek gehad?’ 

Ellen hurkt op de grond. Schuin kijkt ze omhoog, terwijl ze nog een blokje opraapt. ‘Heb jij weleens het gevoel dat hoe je ook piekert en peinst, je toch iets over het hoofd ziet? Maar dat je echt geen flauw idee hebt wat het is?’

[wordt vervolgd