[-4-]

23 december 2021 om 12:53


Agaath glimlachte. Zo gemakkelijk ging dat nu bij Elsa. ‘Prima, ik haal iets lekkers voor bij de lunch in huis. Doe je de kinderen en Stefan de groeten?’ 

Dat beloofde Elsa.

Agaath verbrak de verbinding en legde haar telefoon weg.

Elsa borg haar telefoon op en slaakte een diepe zucht. Twee volle tassen en een boodschappenkrat stonden aan haar voeten. Ze had juist alles in huis gehaald voor het etentje van morgenavond. De kinderen zouden erbij zijn, en Stefan had gisteravond meteen ook de nieuwe overburen uitgenodigd, Betty en Dirk Ossenblok. Van Stef wist ze dat Dirk een oud-collega was van Pieter. Elsa vond dat toch wel bijzonder, de wereld was soms klein. Ze moest die mensen nodig aan Agaath voorstellen, dat zou ze vast heel leuk vinden. Misschien kende Agaath Dirk ook nog. Maar voordat ze er iets over kwijt kon, voelde ze duidelijk weerzin aan de andere kant van de lijn.

Sinds de dood van Pieter was Agaath veranderd. In het begin had Elsa begrip gehad voor het verlies dat ze had geleden. Het was verschrikkelijk om zo jong al je man aan de dood te moeten verliezen. Agaath was samen met Nikki door een moeilijke tijd gegaan, waarbij Stefan en zij haar hadden ondersteund waar dat nodig was. Nu, na ruim twintig jaar, leek het erop alsof Agaath zich steeds verder terugtrok uit het sociale leven. Natuurlijk begreep Elsa dat ze Pieter nooit zou kunnen vergeten. Dat hoefde ook niet. De herinnering leefde voort in haar hart. Maar het leven ging ook door. Ze had Agaath bijvoorbeeld zo graag weer het geluk van een nieuwe liefde gegund. Toch was het juist datgene waar Agaath zich tegen verzette.

‘Voor mij geen andere man meer, Elsa. Ik houd nog steeds zielsveel van Pieter,’ had ze haar jaren geleden eens toevertrouwd.

Dat ze nog van Pieter hield, vond Elsa mooi, maar toch ook een beetje treurig. Pieter zou nooit terugkomen.

Agaath was alleen met Nikki verdergegaan. Pas na Nikki’s vertrek uit huis werkte ze eerst overdag, en de laatste twee jaar ’s nachts. In Elsa’s ogen leidde Agaath een eenzaam leven en was ze veel te vaak alleen en op zichzelf aangewezen. ‘Je lijkt wel een mol,’ had ze haar meer dan eens voorgehouden.

Agaath liet zich zelden meer overhalen om deel te nemen aan haar etentjes. Deze keer ook niet, ze had natuurlijk weer een vaag excuus. Jammer, vond Elsa. Het was hier altijd zo’n gezellige boel. Vroeger vond Agaath het heerlijk om ook aan te schuiven, ze was hartelijk, sociaal en betrokken. Na Pieters dood werd alles anders. Ondanks dat had Elsa toch besloten om Agaath bij herhaling te blijven vragen. Zij had zich na Pieters dood namelijk voorgenomen om Agaath nooit los te laten. Eens een vriendin, altijd een vriendin, was haar motto. In goede, maar ook in minder goede tijden. Zo zat zij nu eenmaal in elkaar.

Ze bukte zich over de volle tassen en het boodschappenkrat. Alles moest in de voorraadkast geruimd worden, daarna kon ze meteen met de voorbereidingen van de soep beginnen en met de ovenschotel.

Ze verheugde zich op de thuiskomst van de kinderen. Alle vier waren ze van plan om morgenmiddag al te komen. De jongens Tim, Bas en Luuk en dochter Trijntje. Bas en Luuk zouden hun vriendin ook meenemen. Dat beloofde weer gezellig te worden. En dan de overburen er ook nog bij.

Elsa stond die middag en avond in de keuken. Zo deed ze het meestal, een dag van tevoren kokkerellen zodat ze de volgende dag de gerechten alleen maar hoefde op te warmen. Ze hield niet van stress op de dag van een etentje.

Stefan kwam laat thuis, als automonteur maakte hij weleens mee dat aan het einde van de vrijdagmiddag nog een beroep op hem werd gedaan. Dat was vandaag ook het geval geweest. Ze kusten elkaar toen hij bij haar in de keuken kwam.

‘Het ruikt weer erg lekker,’ zei hij.

‘Dat is voor morgen, schat. En het wórdt ook lekker,’ beloofde ze hem terwijl ze haar neus ineens optrok. ‘Stap jij zo meteen eerst maar even onder de douche. Je ruikt naar motorolie en je hebt ook vreselijk getranspireerd. Jakkie!’

Stefan tilde deksels op en snoof verlekkerd. ‘Ik weet niet of ik tot morgen kan wachten.’

Ze duwde hem plagerig met haar heup opzij. ‘Schiet op, Stef! Je stinkt!’

Stefan grinnikte en droop af. Ze hoorde hem de trap op naar boven gaan. Naast de gerechten voor morgen warmde ze een pannetje groentesoep op en maakte een koude schotel klaar voor zo meteen. Niet lang daarna was ze klaar en knoopte ze haar schort los. Stefan kwam een halfuur later. Er hing niet langer een lucht van motorolie en transpiratie om hem heen, maar de geur van een mannelijke douchecrème. Na de maaltijd nam Stefan een flesje bier uit de koelkast.

‘Altijd lekker als het weekend begint,’ zei hij. Bij het zien van zijn pilsje kreeg ze spontaan zin in een glas wijn.

‘Kun je voor mij een glaasje rood inschenken?’ Terwijl Stefan wijn in een glas schonk, bladerde ze door een tijdschrift dat vandaag was bezorgd. Een informatief maandblad waarop ze geabonneerd was. De artikelen die erin te vinden waren, verhaalden over huisdieren en tuinieren, en er stond zelfs een interview met een advertentie in over vakantiereizen voor alleenstaanden.

[wordt vervolgd