[De veevoederfabriek] van De Heus
4 november 2021 om 07:49Ooit schreef ik in een andere serie artikelen dat aan de in- of uitgangen naar het centrum van het dorp Barneveld vaak uitspanningen en smederijen te vinden waren. Dat was voor de bezoekers van het dorp – vaak boeren of marktbezoekers uit de omgeving – gemakkelijk om er even hun paard en wagen te stallen, een paard te laten beslaan of er, na gedane zaken, eventueel een biertje te drinken of een hapje te eten.
Dat zelfde gold mogelijk ook voor de molens en daarna wellicht de meel- of veevoederfabrieken. Natuurlijk speelde de beschikbaarheid van voldoende (bouw)grond aan de rand van de bebouwde kom ook een rol. Aan het zogenaamde Bekeneinde was vroeger de meelfabriek van Versteeg te vinden, aan het Moleneind de Oostermolen, daarna ‘De Twee Gebroeders’, later de meelfabriek ‘Gelre’ van de heren Knottenbelt en aan het Schouteneinde de fabriek van Koudijs, mogelijk eerder de Westermolen en aan het begin van de Achterveldseweg, de watermolen van ‘De Heus’, en later aan het einde van de Amersfoortsestraat, de meelfabriek de ‘kleine' De Heus.
EEN KRUIDENIERSWINKEL In de stratenatlas ‘Als eene stadt betimmert’ kreeg het pand dat vandaag vrij uitvoerig kan worden beschreven, de nummers 81 en 82. De geschiedenis gaat, voor wat de beschrijving betreft, terug tot 1705. Toen woonde daar Jacobus van Zanten; mogelijk was er in die tijd ook de oude Zondagsschool gevestigd. In 1749 woonde dagloner Wouter Beesem er. In 1806 werd het pand als winkel gebruikt en woonde Geertrui Wens, de weduwe van Jacobus Wolfsen er. In 1803 had ze voor f. 250,- een hof (tuin) in ‘Klijn Lunteren’ gekocht van Hendrik Wolfsen en Griet Smink. Het katholieke echtpaar Wolfsen-Wens had drie kinderen: Hendrik, Jan, getrouwd met Geertruij van Gerven, en Maria getrouwd met Jan van Kuik. Kennelijk was de weduwe in goeden doen, want met Jan Wil(le)mars als haar gekozen momber (eigenlijk voogd, deze stond haar in dit verband ter zijde) verkocht zij drie huisjes aan het Moleneinde aan Geurt van Rootzelaar en Janneke Jans. De weduwe zou nog lang als winkelierster ingeschreven blijven. Ze handelde in kruidenierswaren, garen, band en aardewerk. Geertruida Wens overleed, 92 jaar, op 24 april 1830. De zaak werd door een van haar kinderen voortgezet. In 1850 woonde dagloner Hendrik Bosman in het pand dat later gesplitst werd. In het linkergedeelte woonde kleermnaker Gerrit Vermeulen en rechts schoenmaker Albertus Kap.
EEN SLAGERIJ Het pand werd later gehuurd door de op 28 februari 1871 geboren slager Gerrit Jan van den Brink, zoon van nachtwacht Cornelis van den Brink en Geertje Klok. Gerrit Jan was gehuwd met de in Voorthuizen geboren Johanna Schuur. Eigenaar van het (winkel)pand was bakker Aart Roskam die zijn bakkerij aan de rechterkant had. De geschiedenis van de beide meelfabrieken De Heus gaat terug naar 1877. Op 30 maart van dat jaar vestigde Jacobus Johannes de Heus (1854-1929) zich vanuit Wijk bij Duurstede op de Watermolen aan de Achterveldseweg. Zijn zoon Hendrik Antonie de Heus vroeg in 1911 een Hinderwetvergunning (nummer 109) aan voor de uitbreiding van een stoommeelfabriek in een pand aan de Langstraat. De aankoop van het pand aan de Langstraat door de vader van Hendrik werd vermeld in de Barneveldsche Courant van 15 september 1910: ‘De heer J.J. de Heus, graanhandelaar en molenaar alhier, heeft het huis aan de Langstraat 96, thans bewoond door den slager J. van den Brink, uit de hand aangekocht met de bedoeling daar ter plaatse een nieuw pand te doen bouwen, waarin zijn oudste zoon een handelszaak zal openen’. Een kniesoor die er over valt dat de slager Gerrit Jan in plaats van Jan van den Brink heette! Gerrit Jan ging kippen houden en moet met zijn op 16 augustus 1897 geboren zoon Martinus naar Amerika zijn geëmigreerd. Twee van zijn dochters: Geertje (geboren in 1896) en Geetruida (geboren in 1899) trouwden in 1919 met twee zonen van koopman Hendrik van Dam en Dirkje Verdouw. Ze bleven in ons land achter.
De definitieve verkoop van het winkelpand, vond later dat jaar plaats. Dat had alles te maken met de genegenheid van Hendrik voor bakkersdochter Aartje. Roskam was lidmaat van de Gereformeerde Kerk en het gezin De Heus bezocht de Hervormde Kerk. De onmin tussen vader en zoon duurde overigens niet lang. Hendrik de Heus en Aartje Roskam trouwden op 22 februari 1911 en na een korte tijd van inwoning bij de vader van de bruid konden beiden, na afbraak van de oude slagerij en de bouw van een nieuw pand, daar hun intrek nemen. Op 1 mei 1911 werd de Graan- en Meelhandel H.A. de Heus ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Amersfoort.
INDELING VAN HET PAND In het fraaie gedenkboek van de inmiddels tot een multinational uitgroeide onderneming dat ter gelegenheid van het eeuwfeest in 2011 verscheen, wordt de indeling van het nieuw gebouwde pand aan de Langstraat uitvoerig beschreven. De oppervlakte was ongeveer 18 x 10,5 meter ‘waarvan circa 8 x 10,5 meter was bestemd voor het woonhuis en circa 10 x 10,5 meter voor het pakhuis. Het woonhuis aan de Langstraat kreeg een eigen stoep van circa 2 meter over de gehele breedte van het huis, met smeedijzeren hekjes aan de zijkanten. De voordeur was in het midden gesitueerd. Aan weerszijden van de hang was een woonkamer van circa 4,5 x 4,5 meter. Achter de rechter woonkamer bevond zich een slaapkamer en achter de linker de keuken. Aan het einde van de gang gaf een deur toegang tot het pakhuis, dat aan de achterzijde door een dubbele deur ook toegankelijk was voor een paard en -wagen. Het woonhuis had drie slaapkamers op de eerste verdieping; het pakhuis was voorzien van een zolderverdieping.’
FABRIEK INGESTORT In de loop der jaren breidde de onderneming zich steeds verder uit. Er werden pakhuizen bijgebouwd, die verrezen in het verlengde van het pand aan de Langstraat, deels aan de overzijde van wat ooit als het Eerste Achterdorp bekend stond en waaraan ooit ook het eerste kerkje van de Gereformeerde Gemeente werd gebouwd. Op dinsdagmiddag, 30 januari 1912, zou het nieuwgebouwde gedeelte van de stoommeelfabriek onder donderend geraas zijn ingestort. De hele zijgevel werd weggeslagen, waardoor ongeveer 150.000 kilo maïs van de zolders naar beneden stortte. De in de fabriek aanwezige werknemers konden zich nog op tijd in veiligheid brengen. Een jaar later kreeg De Heus een nieuwe Hinderwetvergunning (nummer 128) voor uitbreiding van zijn graanmaalderij en in 1914 (nummer 138) voor een uitbreiding van zijn graanpakhuis. In 1926 kreeg de firma vergunning voor de oprichting van een graanmalerij waar, met behulp van een 45 pk ruwoliemotor een dubbele maatstoel werd aangedreven, twee elevators en een dubbele koekenbreker.
TWEEDE WERELDOORLOG Tijdens de Tweede Wereldoorlog stelde De Heus grote kookketels (aardappelstomers) ter beschikking die door de Centrale Keuken van Barneveld werden gebruikt om er het eten voor de gaarkeuken in te kunnen bereiden.
Na de bevrijding van ons land in mei 1945 kwamen de activiteiten van het bedrijf maar langzaam op gang. Dat had alles te maken met de schaarste aan grondstoffen. Pas vanaf 1947 kon het bedrijf weer volop produceren. Na een zes jaar durend avontuur met het stomen van aardappelen - de activiteiten vonden in Amersfoort plaats door de NV Sticht-Veluwse Veevoederindustrie ‘STIVI' - concentreerde men zich in de decennia die volgden op de fabricage van veevoeders voor rundvee, varkens en pluimvee.
Nadat de familie De Heus naar de Amersfoortsestraat was verhuisd, werd het woongedeelte van het pand aan de Langstraat bewoond door enkele werknemers. Persoonlijk kan ik me de naam Dullink herinneren en onlangs hoorde ik ook de naam Blok. Het gebied rond de Kroonstraat maakte later plaats voor een groot silocomplex met daarvoor een voor het dorp Barneveld robuust kantoorpand met parkeerterrein. Alweer jaren geleden werden de panden gesloopt en maakten plaats voor een appartementencomplex; de naam veranderde in het De Heusplein en het gebouw zelf kreeg de naam de ‘Beijenberg', een subtiele verwijzing naar de honingzemerij van de heer Landman die ooit op de plek van de Plus-supermarkt te vinden was.