[-15-]

8 oktober 2021 om 09:34


Het had haar verrast. Er waren maar weinig mensen van haar leeftijd met wie ze over haar geloof praatte, maar ze had het beaamd en zo hadden ze in de vroege morgen op weg naar college al een diepgaand gesprek gevoerd. 

Soms vroeg ze zich af of ze verliefd op Bob zou kunnen worden. Hij vertelde niet alleen heel open over zichzelf en zijn leven, maar was ook geïnteresseerd in het hare. Het grote gezin waarvan ze deel uitmaakte, leek hem nogal te intrigeren. 

Ze vertelde hem veel, maar ze bleef zwijgen over Kaj en zelf begreep ze de reden niet. Hij was een onderdeel van haar leven. Ze was trots op hem. Waar was ze bang voor?

Wanneer ze zo bleef doorgaan, zou er toch een dag komen dat hij het zou horen. Als het niet van haar was, dan wel van een ander, en dat moest ze zien te voorkomen. Morgen… dacht ze elke dag. Morgen zal ik het hem vertellen.

Die vrijdagmorgen lonkte het weekend alweer. Aan het einde van de reis sloot Célina zich bij de klapdeuren van de trein bij de andere passagiers aan. Op het moment dat de deuren zich openden, dromden ze allemaal het perron op. Célina hees haar rugtas over haar schouder en zette koers naar de trappen. Beneden zou Bob op haar wachten. Opgewekt wilde ze afdalen toen ze ineens bij haar arm werd gegrepen. ‘Célina, ik moet met je praten.’

Even was ze verrast, maar toen ze in Leanders gezicht keek, rukte ze zich verontwaardigd los. ‘Ben je gek geworden? Ik schrik me halfdood!’

‘Ik moet met je praten!’ zei hij smekend. Hij zag er anders uit dan een halfjaar geleden. Zijn haar was korter, hij droeg een keurig donkerblauw poloshirt met de opdruk van een bekend merk.

‘Er valt niks meer te praten!’ beet ze hem toe. ‘En nu moet ik verder, want ik moet op tijd zijn voor mijn eerste college.’

‘Je nieuwe vriendje wacht zeker op je.’

Ze zond hem een vernietigende blik. ‘Hij is niet mijn nieuwe vriend, en zelfs als dat zo was, had je er niks mee te maken.’

‘Ik wil alleen maar met je praten.’

‘Laat me met rust!’ Ze wilde verder lopen, maar zijn vingers klauwden om haar arm. Ze slaakte een kreet van pijn en wist zich weer los te rukken. 

‘Kan ik iets voor u doen?’ informeerde een man van een jaar of veertig. Ze schudde haar hoofd en wilde weglopen.

‘Kaj is mijn zoon!’

Hoe wist hij de naam van Kaj?

Ze stond stil en keek hem laatdunkend aan. ‘Laat me niet lachen… Als het aan jou had gelegen, was Kaj er niet eens geweest!’

‘Célina!’ Bob stond op de bovenste traptree. Met gefronste wenkbrauwen keek hij van haar naar Leander en weer terug. ‘Wat is er aan de hand?’

Ze vroeg zich af wat hij had gehoord, en schudde haar hoofd. ‘We moeten opschieten. Laten we maar gauw gaan.’

Zonder Leander nog een blik waardig te keuren, maakte ze zich uit de voeten. Beneden wilde ze iets tegen Bob zeggen, maar haar hart bonkte in haar keel en de tranen zaten hoog. Hij legde even een hand op haar arm. ‘Laat maar, dat komt later wel.’ 

Zwijgend knikte ze. Haar benen trilden en het was net alsof ze de ijzeren greep van Leander nog rond haar bovenarm voelde. Wie dacht hij wel dat hij was? Dacht hij werkelijk nog rechten te hebben? Kaj is mijn zoon, had hij gezegd. Kaj is mijn zoon! Ze wilde hem nooit meer zien! In haar jaszakken balde ze haar handen tot vuisten. Ze vocht tegen haar tranen.

Vlak bij school stond Bob stil. ‘Wil je er straks in de pauze over praten? Of wil je nu naar huis?’ Voor het eerst miste ze het sprankelen van z’n donkere ogen.

Ze schudde haar hoofd. Thuis zou ze het nu helemaal niet kunnen vinden. Wanneer ze haar moeder vertelde wat Leander had gedaan zou ze in alle staten zijn, en dat kon ze niet verdragen.

Waarom eigenlijk niet?

Ze wilde er niet over nadenken, veegde de tranen uit haar ogen en wist nog uit te brengen dat ze er in de pauze wel over wilde praten. 

Ze had al te lang gezwegen.

‘Ik trakteer,’ zei Célina tussen de middag met een zenuwachtig lachje en ze kroop voor bij de kassa in de kantine. Bob had haar kop koffie en broodje op een dienblad geladen. 

‘Is toch niet nodig?’ sputterde hij nog tegen, maar hij hield zijn mond toen hij haar vastbesloten blik zag. ‘Ik zoek vast een plekje.’

Célina haalde haar pasje langs het pinapparaat en keek Bob na. Hij droeg een strakke, zwarte spijkerbroek met daarop een eenvoudig donkergroen shirt. De grote tafel in het midden van de kantine was volledig bezet. Ze zag hoe hij even bleef wachten bij een van de kleinere tafels, waar net twee meisjes aanstalten maakten om op te staan. Kennelijk zei hij iets grappigs, want ze moesten lachen. Ze vroeg zich af wat er zou gebeuren als ze straks vertelde dat ze een zoontje had. Zou hij kwaad zijn omdat ze het nog niet eerder had verteld? Twee weken gingen ze nu met elkaar om, maar in feite wist zij veel meer van hem dan hij van haar. Kennelijk was het hem niet opgevallen dat ze niet erg open was over haar leven. Misschien kwam het doordat ze wel regelmatig vertelde over Onder de linde en haar broertjes en zusjes. Ze had veel opener geleken dan ze was. 

[wordt vervolgd