[-8-]

29 juni 2021 om 09:43


Célina boog zich met een kleur over haar eten. Gemma keek haar nog eens oplettend aan voordat ze opstond. Er was iets met haar aan de hand. Was ze verliefd? En was dat nog zo pril dat ze er nog niets over wilde zeggen? Ze zou het maar even afwachten. Meestal kwam Célina er op een gegeven moment zelf wel mee. In de hal zag ze een vest van zichzelf aan de kapstok hangen. Ze pakte het, liep terug naar de kamer en legde het naast Célina neer. ‘Ik zie dat je het koud hebt. Je mag mijn vest wel zolang aan.’

Célina mompelde iets, maar ze trok het toch aan. 

‘Ik vind August geniepig,’ zei Brian, en Sem vroeg zich af waarom hij daar nou weer over begon. Na het eten hadden ze de dessertschaaltjes in de vaatwasser gezet en waren daarna op de vochtige tuinstoelen gaan zitten, nadat ze de meeste druppels er met hun handen hadden afgeveegd. Na de warmte van de afgelopen dagen was het nu lekker koel. Sem keek naar het te lange gras. Hij had wel zin om het te maaien, maar het was nu te nat. Morgen misschien. Er was weer mooi weer voorspeld. 

‘Waarom heb je het toch steeds over die gast?’ wilde hij nu weten. ‘We hoeven toch niks met hem? Hij woont in een mooi huis, so what? Boeit mij dat.’

Hij zag dat Brian nadenkend voor zich uit bleef staren en wist dat hij nog niet van het onderwerp af was. Ze waren al jarenlang vrienden, en zo goed kende hij Brian wel. Als hij eerlijk was, moest hij ook toegeven dat August van Laar hem flink bezighield. Hij zei nou wel zo makkelijk dat het hem niet boeide, maar hij was best benieuwd hoe dat huis er vanbinnen uit zou zien. Hij kwam weleens in de Schubertstraat als hij Raymond hielp met de wekelijke bezorging van het lokale nieuwsblad. Het huis had hem altijd geïntrigeerd, maar hij had geen idee wie de bewoners waren. Nu zat een van de nieuwe bewoners zomaar bij hem in de klas. Zou hij nog broers en zussen hebben? 

‘Het is niet alleen zijn arrogantie,’ zei Brian nu nadenkend. Hij zat voorovergebogen in de verweerde, witte kunststof stoel en keek naar zijn vingers, alsof daar iets heel bijzonder aan te zien was. Zijn rode krullen waren kortgeknipt. Hij droeg moderne, sleetse jeans met gaten die zijn witte knieën lieten zien, en een zwart shirt met opvallende witte opdruk.

‘Hij is achterbaks,’ vervolgde hij. ‘Daar hou ik niet van.’

‘Je kent hem helemaal niet!’

‘Goed genoeg om te zien dat het een stiekemerd is.’ Hij klonk alsof hij zeker van zijn zaak was. Sem haalde zijn schouders op. ‘Nou, ik hoef niks met die August, de naam alleen al, dus ik maak me er ook niet druk om. Zou jij ook niet moeten doen. Zullen we even gaan voetballen?’

Sem was al onderweg om de bal uit de schuur te halen. Het gras was veel te lang en nat om lekker te kunnen voetballen, maar hij moest even in beweging zijn. Brian zou het onderwerp August anders niet loslaten, wist hij uit ervaring, en hij had er meer dan genoeg van.

Vanuit de verte zag Thomas het groepje waarnaar hij op weg was al op het dorpsplein staan. Ze stonden er elke avond na het eten om samen een poosje te chillen. Heel lang had hij daar niet aan meegedaan, maar de laatste weken was hij regelmatig van de partij. Dat was op de avonden waarvan hij wist dat Lotte Dijkman er zou zijn. De meeste lui die er waren, maakten deel uit van de groep die gezamenlijk van en naar school in de naburige stad fietste. Lotte had een tijdje terug naast hem gefietst en toen verteld dat ze daar ’s avonds ook weleens ging kijken. ‘Even lekker kletsen en relaxen. Ben jij er weleens? Ik zie je nooit.’

‘Ik denk er ’s avonds niet aan,’ had hij geheel naar waarheid geantwoord. ‘Binnenkort zal ik eens kijken.’ Sinds die tijd zei ze soms na afloop van hun fietstocht: ‘Ben jij er vanavond ook?’

Hij stemde altijd in.

Lotte zag hem aankomen en stak haar hand op. Hij wist zeker dat ze al naar hem had uitgekeken. Lotte, met wie hij niet alleen samen in de groep fietste, maar die ook bij hem in de klas zat en wier blik hij de afgelopen weken vaak onderschepte. Lotte, met haar donkere krullen, haar hartvormige gezicht, haar stralende, bruine ogen en volle lippen. Ze woonde vlak bij hem in de buurt, bleef ’s morgens wachten totdat hij kwam om samen verder te fietsen. Hij vond het jammer dat het nooit lang duurde voordat anderen zich ook bij hen aansloten en hij was zich ervan bewust dat zij dat net zo jammer vond. Ze kenden elkaar al vanaf de lagere school en daarom was ze waarschijnlijk zo vanzelfsprekend voor hem. Sinds ze hem in bedekte termen had gevraagd naar het plein te komen, keek hij anders naar haar. Hij ontdekte hoe aantrekkelijk ze was en hoe fijn het was om met haar te praten. Diepzinnige gesprekken voerden ze op dit plein nooit, maar wel als het zo uitkwam dat ze naast elkaar fietsten. Ze ontmoetten elkaar ook op de wekelijkse catechisatie van de kerk, waar hij soms versteld stond van haar doordachte vragen. Op de fiets had hij haar daar eens naar gevraagd. Ze had haar schouders opgehaald en gezegd dat de Bijbel zoveel vragen bij haar opriep en dat ze theologie wilde studeren. Vaak zetten ze een discussie die tijdens de catechisatie was ingezet later op de fiets voort. Hij was haar steeds meer gaan bewonderen.

[wordt vervolgd