[-30-]

15 april 2021 om 11:52


‘Ik moet toch wel iets weten,’ protesteerde Ellis. ‘Wat voor kleding moet ik bijvoorbeeld inpakken?’

‘Gewoon je zomerkleren, lekker comfortabel en niet te veel. Waar we heen gaan, kunnen we wassen.’

‘We gaan naar een wasserette,’ giste Ellis lachend.

‘Zoiets.’

‘Dat kan toch niet zomaar? Het is heel lief dat je een verrassing voor me hebt bedacht, maar ik ben niet tot heel veel in staat,’ waarschuwde Ellis overbodig. ‘Bovendien moet ik er niet aan denken om me veertien dagen lang groot te houden in een hotel of zo, tussen allemaal vreemde mensen.’

‘Maak je geen zorgen, dat hoef je ook niet. Waar we heen gaan is rust en privacy,’ stelde Josta haar gerust.

‘We gaan naar een verzorgingstehuis.’

‘Je komt in de richting,’ plaagde Josta. ‘Ik beloof je dat we meteen terug naar huis gaan als je het niet leuk vindt en je hoeft echt niets te doen waar je geen zin in hebt, maar ik denk niet dat dat een probleem wordt. We hebben overal aan gedacht.’

‘We? Wie nog meer dan? Gaan we met de hele groep weg?’

‘Ja en nee,’ antwoordde Josta raadselachtig, denkend aan de diverse uitstapjes die ze bedacht hadden.

‘Aan dat antwoord heb ik niets. Als ik de komende twee nachten niet kan slapen, is het jouw schuld,’ verweet Ellis haar.

‘Die verantwoording durf ik wel te nemen.’ Josta stond op. ‘Dus, maandagochtend om elf uur stipt op de parkeerplaats beneden.’

‘We gaan dus met een auto.’

Josta hief lachend haar handen omhoog.

‘Ik zeg helemaal niets meer, als je maar zorgt dat je op tijd klaarstaat.’

Ondanks de afspraak ‘om elf uur stipt op de parkeerplaats’ liet Josta zichzelf om halfelf bij Ellis binnen, zodat Ellis niet zelf haar koffer naar beneden hoefde te sjouwen. Ellis was net bezig haar laatste spulletjes in te pakken.

‘Ga je me nu eindelijk vertellen waar we naartoe gaan?’ was haar eerste vraag.

‘Nee, dat merk je vanzelf wel straks.’

‘Je bent hardvochtig,’ verweet Ellis haar. ‘Ik ben klaar. Zullen we maar meteen gaan?’

‘Het heeft geen nut om voor elf uur al buiten te staan.’

‘We worden dus opgehaald,’ begreep Ellis. Op dat moment weerklonk haar deurbel.

‘Geloof me, ik heb geen idee wie dit is,’ lachte Josta bij het zien van Ellis’ nieuwsgierige en afwachtende gezicht. Het bleek Pascal te zijn.

‘Ga jij mee?’ wilde Ellis weten.

Josta rolde met haar ogen.

‘Ik word gek van dat mens. Ze blijft maar vragen stellen,’ mopperde ze tegen Pascal. ‘Moet jij trouwens niet gewoon werken vandaag?’

‘Over vragen stellen gesproken.’ Hij trok een grimas. ‘Soms zijn andere dingen belangrijker dan werk. Ik ga overigens niet mee,’ wendde hij zich tot Ellis. ‘Nog niet, tenminste, maar je zult me de komende weken wel zien. Ik kom jullie koffers naar beneden brengen en gedag zwaaien.’

‘Wat lief van je,’ zei Ellis warm.

‘Ik ben lief,’ zei Pascal onbescheiden. Hij klopte zichzelf erbij op zijn schouder.

Dat was hij inderdaad, dacht Josta bij zichzelf. Met gemengde gevoelens bekeek ze de blik die Ellis en Pascal met elkaar wisselden. Een intieme, warme, liefdevolle blik. Zij was er nooit van overtuigd geweest dat de liefde tussen deze twee mensen voorgoed voorbij was, al beweerden ze zelf altijd stellig van wel. Op dit punt had het echter geen nut meer om zich af te vragen of ze ooit weer samen zouden komen. Normaal gesproken zou ze het hen van harte gunnen, hoewel het verleden had bewezen dat ze niet bij elkaar pasten, peinsde ze toen. Pascal was te zachtmoedig en te zorgzaam voor de zelfverzekerde, onafhankelijke Ellis. Ze liep over hem heen en hij liet dat gebeuren. Josta had vaak medelijdend toegekeken hoe Pascal verbaal werd afgemaakt door Ellis. Op dergelijke momenten was haar hart naar hem uitgegaan, al had ze Ellis nooit openlijk afgevallen. Dat deed je niet bij je beste vriendin, was haar mening.

‘Wat sta je te staren?’ Ellis wapperde met haar handen voor Josta’s gezicht, zodat ze opschrok. ‘Het is bijna elf uur en ik barst langzamerhand van nieuwsgierigheid.’

‘Oké, we gaan,’ besloot Josta, al duurde het nog zeker tien minuten voordat de limousine zou komen.

Buiten wachtte er een verrassing, ook voor Josta. Roderick, Beatrice en Juliana stonden namelijk op het parkeerterrein voor de flat te wachten.

‘Ik heb gelogen,’ verklaarde Pascal met een grote grijns op zijn gezicht. ‘Ik ga namelijk wel mee vandaag. We gaan allemaal mee.’

‘Wat geweldig,’ zei Josta ontroerd.

‘We gaan twee weken met z’n zessen weg?’ vroeg Ellis zich af. Ze zag er verward uit. ‘Ik snap het allemaal niet meer.’

‘Josta mag het uitleggen.’ Roderick sloeg zijn arm om Josta’s schouder heen. ‘Het plan komt van haar af.’

‘Hoewel dit voor mij net zo’n verrassing is als voor jou, maar ik ben er heel blij mee,’ zei Josta. ‘Dat jullie vandaag allemaal vrij hebben genomen had ik nooit verwacht. Jullie hebben al zoveel moeten regelen met jullie banen.’

‘Hoezo dan? Wat staat er allemaal te gebeuren?’ vroeg Ellis ongeduldig.

[wordt vervolgd