De natuur [als kompas]
2 april 2021 om 16:26Waar ook ter wereld, overal ziet de oplettende reiziger aanwijzingen voor hoe zijn weg te vinden - als hij ten minste weet in welke windrichting hij moet gaan. Eind vorig jaar publiceerde de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) een vertaling van het navigatieboek vol wetenswaardigheden over hoe plaats en richting te vinden aan de hand van zon, maan, sterren, wolken, wind, golven, landschapskenmerken, planten en dieren. Zou het in de praktijk echt werken? Tijd voor een avontuur.
Jaren geleden verdwaalde ik in het Loobosch ten noorden van Harskamp, achter bosven Loofles. Achteraf gezien door twee oorzaken: ik maakte een wandeling met een vriendin, niet de beste manier om je omgeving in de gaten te houden, en ik kende het boek van Gooley nog niet.
Vanaf het ven voert een pad het bos in. Welke richting is dat? Die wetenschap is doorslaggevend. Een goede voorbereiding is onmisbaar voor een geslaagde tocht, dat heb ik al begrepen. Ik pak het boek erbij en lees dat de zon nu, eind maart, precies in het westen ondergaat. Dat is in de zomer en de winter anders. Het is kwart over twee, dus de zon, die gelukkig helder schijnt, zal in het zuiden/zuidwesten staan, dus dit pad loopt… ongeveer naar het noordoosten. IJkpunt 2: de wind. Die heb ik ongeveer in de rug, dus mocht op de terugweg de zon verscholen zijn, dan is er goede kans dat de juiste terugweg tegen de wind in is.
Op pad dan maar. De volgende stap is letten op herkenningspunten. Het eerste is makkelijk: een open plek rond het ven. Bij de eerste kruising besluit ik schuin linksaf te gaan, een schelpenfietspad op. De richting zal nu noord zijn. Bij het volgende kruispunt kies ik voor een ruiterpad naar rechts. Hoe onthoud ik dit? 'Maak markeringen', raadt de gids aan. Dus zoek ik een paar takjes en leg die in de vorm van een pijl die wijst in de richting waar ik vandaan kwam.
De wind in de boomtoppen overstemt al snel het geluid van de weg. Er is geen mens te zien. Hier en daar fluit een vogel, maar verder lijkt het bos nog winters, hoewel de zon in het dennenbos Veluwse geuren wakker roept die al aan de zomer doen denken.
Daar links achter de bomen is een open veld; het pad brengt me er langzaam dichter bij. Kan dat het Kootwijkerzand zijn? Nee, dat is toch niet hier? Het is een heideveld en een pad loopt er uitnodigend langs. Het vergezicht is fraai, maar verder is het een dooie boel - letterlijk, tal van grillige dode bomen staan nabij het pad.
Aan het eind buigt het pad scherp naar links, maar ik wilde juist naar rechts, verder het bos in. Dan voor deze keer maar van het pad af, de met dennen begroeide stuifheuvels in. De perfecte plek om je richtingsgevoel te verliezen. Opeens sta ik voor een vossenhol en stel me voor hoe de bewoner naar buiten komt stormen. Dan maken de stuifheuvels plaats voor een vlakte begroeid met ‘dansende’ eiken - de plek van afgelopen december? Vooruit maar, ik zal zo wel een pad tegenkomen. Of een kikker.
Het wordt echter een wildweide met schuilhut. Wild noch mens vertoont zich. Half vier, tijd om terug te gaan. De zon is verscholen, de wind is gaan liggen. Nu komt het erop aan. Kan ik aan de bomen zien waar ik heen moet? Warmteverschil is niet goed te voelen, mos zit nu eens aan deze en dan weer aan die kant en de bomen zijn allemaal even hoog (laag, beter gezegd) en geven dus weinig informatie over de windrichting of de kant van het licht.
Maar daar is de zon weer. Mijn richtingsgevoel blijkt inderdaad merkbaar te zijn afgeweken. Dwars door het bos ga ik in de vermoedelijk juiste richting en stuit spoedig op een ruiterpad. Langs een vergrast heideveldje en door het bos bereikt het pad de grote heide. Gelukt! Een veldleeuwerik stijgt zingend omhoog. Verder is het eenvoudig; de pijl ligt er nog en precies tweeënhalf uur na vertrek ben ik terug bij de Loofles. Mede dankzij Tristan Gooley.