[-72-]

1 maart 2021 om 11:41


Victorien kwam naar haar toe. ‘Dan hebben die mensen vast iets in hun ogen gehad. Maar ga toch lekker zitten.’ Ze duwde Mimi naar een stoel naast haar schoonvader. ‘Pa, Mimi was de vorige keer dat ze u zag zo nieuwsgierig naar de gang van zaken bij een vastgoedfirma. Misschien kunt u haar nu eens vertellen hoe het op het kantoor toegaat. Mimi, koffie natuurlijk en geen appeltaart denk ik?’

‘Ja, zwart graag en een klein stukje lust ik wel.’ Mimi was even haar gevoel van zekerheid kwijt en nam plaats. Er ging iets mis. Maar wat? Ze keek naar John Wiltink die soepel door de kamer naar de tuindeuren liep en die opende. Er dreef een flauwe geur van hyacinten binnen.

Meneer Van Hierden ging rechter op zijn stoel zitten en keek naast zich. Charmant. Dat was een meevaller. Hij was zijn ongenoegen over het optreden van John Wiltink weer kwijt. ‘Dat zal ik met plezier doen. Het is ook een totaal ander wereldje dan de luchtvaart. ’

Zijn vrouw viel hem meteen bij. ‘Ja, een vliegtuig heeft meer weg van een café in de lucht. Misschien kun jij mijn man vertellen hoe het daar toegaat. Nu we op het vakantiepark veranderingen in het restaurant willen invoeren. In de kaart bijvoorbeeld. Tips zijn welkom, hoor.’

Haar man wierp haar een afkeurende blik toe. ‘Dat is toch heel iets anders, Meta!’

Mevrouw Van Hierden sloeg een hand voor haar mond. ‘Ach, dom van me. In een vliegtuig is alles al voorgekookt, dus Mimi is waarschijnlijk heel bedreven in het bedienen van een magnetron en het uitdelen van de maaltijden.’ Ze boog haar hoofd naar voren en vroeg gedempt: ‘Is die pasta nog steeds zo smerig? Vond ik altijd zo smakeloos als we op reis waren.’

‘Eh,’ zei Mimi.

Jantine lachte achter haar hand. Ze was nog niet helemaal gewend aan de assertieve trekjes die haar schoonmoeder had ontwikkeld.

Meneer Van Hierden begon een verhaal over het bedrijf. ‘Een familiebedrijf waar we, net als die Van der Valken, ook graag in de eerste plaats familieleden aan het werk hebben.’

Mimi luisterde aandachtig en lette erop dat ze de verveling die ze voelde, niet liet merken. Af en toe dwaalden haar ogen af naar haar zus die lachte om iets wat John en een buurvrouw tegen haar zeiden.

Zodra ze de kans kreeg, omdat meneer Van Hierdens aandacht werd gevraagd door Walter, stond ze op, liep naar Liesbeth en John toe, en ging op de lege stoel naast hem zitten. ‘Liesje, laat mij nu eens beter kennismaken met de man die in onze familie wil komen. Ik wil wedden dat hij ook graag iets over jou wil weten. Hoe je vroeger was en zo. En hoe ons gezin was.’ Ze lachte naar Liesbeth. ‘Hij weet vast nog niet hoe zorgzaam je altijd was voor iedereen in huis. Een huismus, zei onze moeder weleens. En ik… ik stak er zo minnetjes naast af. Ik was een vlinder. Ik fladderde overal naartoe, en Liesbeth moest me dan weer op het rechte pad brengen. Arme Lies… weet je nog?’

‘Ja, ik weet het nog,’ zei Liesbeth traag. Ze kende haar zus en wist precies waarom ze deze tegenstelling gebruikte. De saaie mus en de kleurige, aantrekkelijke vlinder.

Matthieu, die net langsliep met een treintje waar het voorstuk van af was, had de zin gehoord. ‘Mus’ en ‘vlinder’. Hij stak John zijn trein toe en zei: ‘Kun je dit voor me maken, oom John, hij is stuk.’ Toen keek hij aandachtig naar Mimi. ‘Was u vroeger een vlinder, en Tannie een mus? Weet je wel dat vlinders eerst rupsen waren? Die slijmerige, die in de struiken achter in de tuin zitten. Ze eten alle blaadjes op en Teun, de tuinman van oom Paul, knijpt ze dood als hij ze ziet. Best zielig.’ Hij keek aandachtig naar Mimi. Haar lachje was weggegleden. ‘Dan was u vroeger misschien wel een koolwitje. Die eten spruitjes en de rode kool. Spruitjes… bggg.’

Het beeld van de charmante vlinder die van bloem naar bloem fladderde, was met één opmerking vervlogen. John streek Matthieu over zijn hoofd, die nu naar Liesbeth keek. ‘Van wie heb je dat geleerd? Dat van die rupsen...’

‘Van Teun tuurlijk,’ zei Matthieu en hij ging verder: ‘En was jij een mus, Tannie? Die zo leuk heen en weer hippen en heel hoog kunnen vliegen? Ik wil ook wel een vogel zijn. Niet echt natuurlijk. Ook zogenaamd, net als die rups.’

Het onderwerp was voor hem plots afgedaan. ‘Maak je m’n trein, oom John?’

‘Dat doe ik straks wel, kerel. Heb jij je appeltaart al op?’

Matthieu stak zijn buik naar voren. ‘Allang. Voordat iedereen er was en ook voordat jij er was. Want jij moest Tannie heel erg feliciteren. Maar het mocht niet langer dan een kwartier van mama.’

Liesbeth trok hem even naar zich toe en legde haar hoofd op zijn haar en fluisterde iets in zijn oor.

Hij keek haar aan. ‘Ja, dat ben ik ook,’ antwoordde hij zelfverzekerd en hij huppelde weg. Mimi keek de jongen na. Wat een vervelend joch was dat en wat zou Liesbeth tegen hem gezegd hebben? En waar bleef Claudia? Ze kon wel een beetje versterking gebruiken. Ze deed het tenslotte voor haar. Die John bleef, ook dankzij dat kind, hinderlijk ongevoelig voor een beetje aandacht.

De versterking kwam vijf minuten later: Claudia kwam gelijk binnen met Yvette, die samen met haar nichtjes Teddy had uitgelaten. Ze had een kleurtje op de wangen, haar ogen straalden en Victorien moest met tegenzin erkennen dat ze er wel erg goed uitzag.

[wordt vervolgd