[-33-]

5 januari 2021 om 10:00


‘Die jurk zal wel lukken, maar ik heb nog geen idee hoe ik vleugels moet maken.’

Mevrouw Van Hierden aarzelde en bood toen wat onzeker aan. ‘Als je wilt, kan ik je er wel bij helpen. Ik heb het vroeger weleens gedaan voor Anke.’

‘O, echt! Dat zou me enorm helpen,’ zei Victorien blij. ‘Ik heb mijn handen vol op het moment aan patiënten. Het lijkt wel of iedereen een arm kneust of een been verdraait. En dan is het nog niet eens echt glad geweest. Ik denk er af en toe over om de dagen die ik in het ziekenhuis werk, op te zeggen. Al geeft die baan me natuurlijk wel een financiële basis.’

Mevrouw Van Hierden knikte bedachtzaam. ‘Ik kan me voorstellen dat je die niet zomaar opgeeft. In de zomer heb je het waarschijnlijk minder druk. Nou ja, je zet het zelf wel op een rijtje allemaal. En nu, die engelenkleren… Wanneer moet ze die hebben? Heb je nog vitrage ergens liggen? Anders heb ik nog wel iets thuis. En ik ga naar de Albert Cuyp voor tule en ijzerdraad.’

‘De twintigste. Maar gaat dat wel? Dan blijft u heen en weer rijden.’ Victorien dacht na en zei iets wat ze nog nooit eerder had gezegd. ‘Als u nu eens hier kwam logeren voor een paar dagen. Dan kunt u de uitvoering ook zien. Dat zal Yvette leuk vinden!’

Mevrouw Van Hierden keek haar schoondochter aan, slikte en kuchte iets weg wat naar boven kwam.

‘Dat zou ik leuk vinden,’ zei ze toen beheerst. Ze stak haar handen in de zakken van haar spijkerjasje. ‘Misschien beter om dat niet tegen pa of Walter te zeggen? Van die uitvoering bedoel ik.’ Ze hield haar hoofd schuin.

‘Beter ja…’ stemde Victorien in.

Ze keken elkaar vol begrip aan. ‘Dan kan ik ook op de kinderen en Robbie passen als je het zo druk hebt,’ was de conclusie van oma Van Hierden.

Mevrouw Van Hierden ging toen ze weer thuis was op tijd naar de markt en koerste regelrecht naar de stoffenkraam waar ze de laatste tijd vaker kwam. De verkoopster kende haar inmiddels goed en begroette haar als een oude vriendin. ‘Tule voor een engelenpak. Als je dan eens van een oud laken een rok maakte en een wit T-shirt neemt voor eronder. Als je het een beetje wijd maakt, heeft zij of een ander er volgend jaar ook nog iets aan. Engelen komen altijd weer terug. Ja, voor een spel dan.’

‘Misschien ook in het echt wel,’ zei mevrouw Van Hierden zacht.

‘Wie zal het zeggen? Zou best kunnen. Bedoel je nu echt een engel of gewoon een goed mens?’ wilde de verkoopster weten, terwijl ze met vaardige handen meters tule van de rol afwikkelde.

Mevrouw Van Hierden dacht na. Ze wist het zelf ook niet zo goed.

‘Een echte,’ besloot ze.

De verkoopster keek nergens van op. ‘Dan zullen we, voordat we die zien, nog maar een paar vleugels voor je kleindochter in elkaar prutsen. Als je nu naar die kraam daar gaat. Dolf moet je hebben,’ wees ze met haar duim verder de markt op naar de ijzerkraam. ‘Die weet precies wat voor draad je nodig hebt. Een paar weken geleden kwamen hier ook een paar vrouwen langs die een klas in engelenkleren moesten zetten. Ze hadden een paar van die kinderen bij zich. Er waren er een paar bij… diefjes in dop. Die hadden net mandarijnen gepikt bij de groentekraam. Natuurlijk niet slim genoeg om ze goed op te bergen. Die mandarijnen rolden hun zakken uit toen ze hun handen lieten zien. Daar moeten ze nog maar wat schaven aan de karaktertjes voor ze die engelenvleugels aan krijgen.’ Ze pakte de schaar en knipte de meters af. ‘Ik heb er een half metertje bij gedaan. Ik word aangestoken door al dat engelengedoe. Je bent tenslotte een goede klant.’

‘Hartelijk bedankt en fijne kerstdagen.’ Mevrouw Van Hierden stopte het pak in haar tas en liep door naar de kraam met ijzerwaren. De verkoper wist precies wat ze bedoelde en met een rol dun ijzerdraad en de tule keerde ze terug naar huis.

‘Waar bent u toch zo druk mee bezig?’ wilde Anke weten toen ze haar moeder achter de naaimachine aantrof.

‘Engewenkwkeren,’prevelde haar moeder die net een paar spelden in haar mond had genomen.

‘Hè?’

Mevrouw Van Hierden nam de spelden uit haar mond. ‘Engelenkleren. Voor Yvette. Ze is de engel Gabriël in een kerstspel van school. Kijk, dit worden de vleugels.’

Anke keek naar de lange witte jurk die over de stoel lag. ‘Gunst. Dat heeft u voor Mette en Yvonne nog nooit gedaan.’

‘Wanneer moesten die dan engelen zijn?’

‘Een hele tijd geleden.’

‘Daar heb je het nooit over gehad.’

‘Ach nee. Een moeder van school maakte de kostuums,’ herinnerde Anke zich. ‘Dus ik hoefde niet op te draven.’

‘Nou, dan moet je niet zaniken.’

Anke keek naar haar moeder die wolken witte tule voor zich uitschoof. Zo nuchter als die de laatste anderhalf jaar geworden was. Bobs dood had veel veranderd. Moeder was harder geworden en vader wilde de wereld nog meer naar zijn hand zetten dan vroeger. De sfeer werd er niet beter op in huis. Ergens wilde ze wel dat haar moeder weer net zo lijdzaam zou worden als eerst, maar volgens Bas zat dat er niet in.

[wordt vervolgd