[-25-]

16 september 2020 om 12:35

        

Haar ogen gleden nog eens over de advertentie. Het was een functie voor 24 uur. Daar zou de man of de vrouw die erop zou solliciteren, niet van rond kunnen komen. Maar als je daarnaast een eigen praktijk begon…

Nee, onzin. Ze moest eerst maar weer achter een huis aan gaan. Ze had weliswaar vijf maanden de tijd, maar de vrouw bij volkshuisvesting had zo bedenkelijk gekeken, dat ze haar hart vasthield. De woningcorporaties hetzelfde laken een pak. Particuliere verhuurbureaus kwamen niet in aanmerking had ze gemerkt. De huren die zij vroegen waren te hoog voor haar. Maar al had ze er geld voor… Daar zou het helemaal niet lukken. Toen ze haar naam had genoemd, was het alsof er een knop omging. Ze wist bijna zeker dat haar schoonvader daar de hand in had. Het zou dus wel een flat of een etage ergens worden.

De huren zouden in het oosten van het land vast wel lager liggen en ze had daar misschien wel kans op een huis met een tuin. Jammer dat het niet kon. Even had ze een beklemd gevoel. Niet weg kunnen omdat ze moest zorgen voor een kind van Bob en een andere vrouw. Ze schudde haar schouders heen en weer. Nu niet aan terugdenken. Het was zoals het was.

Ze zou mevrouw Van Ravenschot een brief terugschrijven. Lief van haar om aan haar te denken.

Ze duwde de advertentie na nog een blik terug in de envelop.

Victorien leende een ledikantje voor Robbie bij haar buurvrouw die het nog in de opslag had staan. Ze zette het bij haarzelf op de kamer en ze legde hem erin als Liesbeth met hem langskwam en hij een middagslaapje deed.

Robbie was inmiddels thuis bij haar en de kinderen en stak zijn armpjes naar haar uit als hij haar zag. Het kleine lachje waarmee hij naar haar keek, vertederde haar helemaal.

Gelukkig dat Liesbeth nog dit jaar geopereerd kon worden. 7 november stond ze op de lijst.

Daarna eerst december maar overleven… Haar schoonouders zouden willen dat ze bij hen kwamen met Sinterklaas en zo. Als ze dan maar niet weer met die idioot grote cadeaus aankwamen.

Ze had zelf begin oktober al houten speelgoed gekocht. Beestjes die geverfd waren met helle kleuren en voor Robbie een paar eendjes van blank hout. Als hij daarop sabbelde, zou het in ieder geval zeker geen kwaad kunnen.

        

Haar schoonouders rekenden er inderdaad op dat ze bij hen kwam. En ook Liesbeth hadden ze uitgenodigd. Dan was ze waarschijnlijk genoeg opgeknapt. En daar kon volgens hen Victorien ook nog iets aan doen. Het was tenslotte haar vak.

‘Wat vind jij?’ vroeg Liesbeth aan Victorien.

‘O. alsjeblieft… Als je het op kunt brengen? Dat scheelt in ieder geval. Anders wordt het een tranendal. Ik vind het zelf al moeilijk genoeg, maar als mijn schoonmoeder gaat zitten snikken, houden de kinderen het ook niet droog. En van Anke verwacht ik ook niet anders.’

‘Goed. Ik hoop dat ze weten dat Sinterklaas tamelijk armlastig is op het moment,’ zei Liesbeth. Ze had al een tijd geen boek vertaald en haar praktijk floreerde niet op dit moment. Ze had haar particuliere patiënten in de wacht gezet, en het salaris dat ze kreeg van het ziekenhuis, was niet genoeg om goed van rond te komen. Maar gelukkig had ze wat achter de hand. Hoe het straks moest, daar was ze nog niet helemaal uit, want Robbie moest toch op den duur een eigen kamertje krijgen. De kamer die ze gebruikte voor haar praktijk.

‘Je zou net als ik een praktijkruimte ergens moeten hebben,‘ zei Victorien.

‘Ruimte… Daar kan ik soms zo naar verlangen.’ Liesbeth keek door het raam naar de grijze lucht boven de daken. ‘En niet alleen voor mijn praktijk. Gewoon de ruimte hebben. Om te lopen en te ademen. Niet overal auto’s of trams, ruimte voor Robbie.’

Hé, zij ook al, dacht Victorien. Dat kwam vast door kinderen. Ze zei hardop: ‘Dat herken ik. Vroeger, toen we nog geen kinderen hadden vond ik het heerlijk, dat rumoerige, alle mensen… Maar nu ik kinderen heb, vind ik het lastig. En zeker nu zonder Bob. We gingen tot vorig jaar nog weleens weg met de kleintjes, naar de duinen of zo. Alleen kom ik er gewoon niet aan toe. Maar stel dat je hier zou zitten…’ Ze liep naar de boekenkast, nam de brief van mevrouw Van Ravenschot uit de kast en pakte de papieren uit de envelop. ‘Zoiets als dit. Laten we ons even verlekkeren. Net een groen luilekkerland.’

Liesbeth keek naar de foto die Victorien op tafel legde: een glooiende akker en de bosrand erachter. De bomen die afstaken tegen een blauwe lucht. Witte berken, dennen, en ervoor wat laag struikgewas.

‘Waar is dit?’

‘Dat is het dorp waar een cliënt van me woont. Ik heb haar hier behandeld toen ze bij haar dochter en haar gezin logeerde. Munnikenwold heet het.’

‘Mooi. Een beetje Engels vind je niet? Iets Midsummer Murders-achtig. Alleen al om de omgeving en de huizen daar kijk ik naar die serie. Ik zou Amsterdam er zo voor inruilen,’ zei Liesbeth. Ze hield de foto omhoog.

Victorien ging zitten. ‘Maar als je nicht dan weer terug zou komen, die Claudia?’ Ze sprak de naam met tegenzin uit.

Liesbeth stak haar kin vooruit. ‘Dan zou ik zeggen: “Weet je wat, Claudia, trek nu maar eens bij je eigen moeder in. Ik hoef nu niet langer voor je te zorgen, want het is me niet echt gelukt om je tegen te houden van een misser toen je…”’ Ze brak haar zin af.


[wordt vervolgd