[-68-]

22 april 2020 om 11:35

Ze doet haar ogen dicht en denkt na over haar huwelijk. Ligt het aan haar dat ze zich zo tekortgedaan voelt, of is er echt reden toe?

Natuurlijk, Bob heeft het deze periode superdruk op zijn werk, maar is dat nou zo belangrijk dat hij nooit tijd of aandacht meer kan hebben voor haar?

Of zijn er andere dingen die hem zo in beslag nemen dat zij erbij inschiet? Afgelopen voorjaar moest hij tot twee keer toe heel onverwacht zelfs een nachtje weg – besprekingen in Brussel, vertelde hij. Dat was nog nooit eerder gebeurd.

Opeens gaat ze rechtop zitten. Is het echt het werk dat Bob zo in beslag neemt of is het iets anders op de zaak, iemand anders misschien?

Het lijkt of er nu opeens allerlei kleine voorvalletjes in haar hoofd tevoorschijn springen. Vol wantrouwen overdenkt ze al die dingen. Haar stemming wordt steeds neerslachtiger en bozer.

Ze gaat zo op in haar gedachten, dat ze het niet eens merkt als er een schaduw over haar heen valt. Pas als hij een hand op haar hoofd legt en zachtjes ‘sorry’ zegt, schrikt ze op uit haar gedachten.

Tine doet haar uiterste best de wantrouwende gedachten over Bob uit haar hoofd te zetten, het is al lastig genoeg om niet chagrijnig te blijven over zijn late komst.

‘Mag ik naast je op jouw handdoek, de mijne ben ik vergeten,’ zegt hij schuldbewust, terwijl hij zijn shirt en broek uittrekt. ‘Bedankt dat je mijn zwembroek had klaargelegd, anders was ik die waarschijnlijk ook vergeten.’

‘Je badlaken ligt op de bank,’ zegt ze nors.

‘O, stom ja, ik heb hem zien liggen.’ Hij gaat voorzichtig naast haar zitten. ‘Het spijt me echt heel, heel erg, Tine!’ Hij legt een arm om haar schouder. ‘Maar het lukte me echt niet, er gebeurde van alles, juist aan het eind van de ochtend. Er kwam onverwacht een van de andere directeuren langs, er was niemand om haar fatsoenlijk te woord te staan.’

‘Haar?’

‘Wat bedoel je?’

‘Haar te woord te staan, was het een vrouw?’ Ze trekt haar wenkbrauwen op en kan de scherpe toon niet uit haar stem weren.

‘Ja, Renée Droux uit Brussel. Ik ben eerder dit jaar weleens bij haar geweest, weet je nog?’

‘Ik wist niet dat het een vrouw was.’

‘O nou, dat maakt toch niet uit? Ze moest natuurlijk even opgevangen worden. Ik heb wat broodjes laten komen en haar even bijgepraat. Daarna ben ik zo snel mogelijk naar huis gekomen. Maar zoiets neemt altijd meer tijd dan je verwacht.’

Hij gaat achterover liggen, zijn hand op haar bovenbeen. ‘Maar nu ben ik er, we kunnen nog heerlijk een paar uurtjes hier liggen en daarna wat eten in een strandtent of in de stad, wat je maar wilt.’

‘Wat ik wil, ja…’ Maar hij lijkt niet te horen dat haar toon sarcastisch is.

Een paar minuten later hoort ze aan zijn regelmatige, diepe ademhaling dat hij slaapt.

Tine kijkt van opzij naar hem. Daar liggen ze nu, dicht naast elkaar, maar voor haar gevoel verder van elkaar verwijderd dan ooit.

Ze sluit haar ogen en denkt terug aan die andere situatie, nu alweer heel wat weken terug. Toen lag ze naast een andere man; samen deelden ze toen een matrasje, zoals ze nu met Bob de handdoek deelt. Maar hoe anders was toen de situatie!

Ogenschijnlijk veel beroerder: koud, ziek en bang. Maar toch, ze zou zo terug willen naar dat matrasje, naar die hut, naar die man naast haar. Die man, die echt naar haar luisterde, die echt in haar geïnteresseerd was.

Voorzichtig schuift ze wat bij Bob vandaan en ze gaat rechtop zitten. Zo kijkt ze op hem neer, toch weer wat vertederd: kijk hem nu slapen, zijn mond een beetje open. Hij ziet er moe uit.

Bob draait op zijn zij en slaapt weer verder.

Een halfuur later is hij nog steeds diep in slaap. Gezellig, een dagje strand met z’n tweeën, denkt ze wat bitter.

Ze blijft met haar armen om haar knieën zitten nadenken.

Die vrouw, die Renée, die directeur uit Brussel, wat zei Bob daar ook alweer over? Eigenlijk helemaal niks. Waarom had hij niet eerder verteld dat het een vrouw was en niet een man, zoals zij steeds heeft gedacht? Had hij dat expres verzwegen?

‘O, ik ben gewoon in slaap gevallen, gezellig ben ik, hè? Sorry, meisje, dat was niet de bedoeling.’

Ze kijkt opzij, Bob wrijft in zijn ogen en komt dan omhoog. ‘Ik heb gewoon echt liggen slapen!’ zegt hij nogmaals, er klinkt verbazing in zijn stem.

‘Ja, wat dat betreft had je net zo goed niet kunnen komen.’

‘Het spijt me echt, Tien, maar nu ben ik er helemaal! Wat doen we, even de zee in?’

‘Ga jij maar, ik blijf wel bij de spullen. Ik vind het een beetje link hier mijn tas met portemonnee, autosleutel en mijn telefoon onbeheerd achter te laten.’

‘Ja, misschien wel. Ik hoorde pas een goede tip: neem een babyluier mee naar het strand, doe daar je belangrijke spullen in en plak hem dicht. Geen dief die je spullen meeneemt.’

Tine schiet toch in de lach. ‘Dat is inderdaad een goeie. Maar ik heb geen luier bij me. En ik heb ook geen zin om de zee in te gaan, ga jij maar.’

Het wordt toch nog een gezellige middag, om halfzeven zoeken ze een restaurantje aan de boulevard op. De vis is zacht en smakelijk en de witte wijn smaakt er heerlijk bij.

[wordt vervolgd