We zijn met zes. Zes bedelaars. De blinde en ik zijn broers, ik ben doof. Hij luistert voor mij, ik kijk voor hem. Er is er ook een die stottert, en een met een lange ietwat gedraaide nek, een met een bochel en ten slotte is er nog een die zich uit de voeten maakte – hij beloofde terug te komen, maar we hebben hem nooit meer gezien. Wij zijn de zes bedelaars van de stad. En de zevende bent u misschien.
Alles wat we zeggen is voor-voorlopig zegt de stotteraar (we noemen hem ‘de dominee’). Dit verhaaltje gaat nu beginnen. Gaat nu. Beginnen. Maar beginnen. Doet het niet. Het is. Dat u. Begonnen bent, uw verhaal te lezen. Te te te lezen in dit verhaaltje. Uw mooiste. Uw mooiste verhaaltje. Is nog altijd uw eigen verhaal.