15 april 2015 om 00:00 Sport

Column Maarten van Garderen

,,De Franse competitie staat bekend om zijn competitiviteit. Dat wil zeggen dat elk team een goed niveau heeft en je elke week dus moet vechten om de winst. In mijn vorige column schreef ik over de verschillen tussen Frankrijk en Italië, qua land en mentaliteit. Maar ook het volleybal zelf is anders. Er zijn in Frankrijk veel technisch goede spelers, terwijl in Italië vooral snelheid en kracht het spel typeren. In vele opzichten merk ik dus dat het volleybal hier anders is. Eén ding is voor mij echter hetzelfde gebleven; een Italiaanse coach. En dat is me er een.

Niet alleen ik, het hele team is lovend over onze coach. Maar het was voor veel spelers wel even wennen. Vooral voor de Fransen. Die zijn rustige, beheerste coaches gewend. Nou, dat is deze niet.

Onze coach heeft een verleden bij de marine. Dat zie je ook meteen aan zijn uiterlijk. Hij is bijna vijftig, maar hij is afgetraind en hij heeft zo'n half snorretje rustend op zijn bovenlip. Misschien wel grappig om even te Googlen: Emanuele Zanini. Zijn manier van trainen is hard en gedisciplineerd. Alles moet onder zijn toezicht en controle gebeuren, ook buiten het veld. Om een voorbeeld te geven: voor de wedstrijd eten we altijd pasta zonder saus, kipfilet en sperziebonen. Het liefst zelfs geen suiker in de koffie. En hij is, zoals vele Italianen, erg overtuigd van zijn eigen ideeën. Niet op een arrogante manier, maar Italianen denken nu eenmaal altijd dat ze gelijk hebben. Ik beschrijf hem nu als een soort dictator, maar zo kijken wij niet naar hem. Juist vanwege de overtuiging en passie die hij in zijn werk stopt dwingt hij het respect af. Zowel bij mij als bij de andere spelers. En we weten allemaal dat hij het doet om ons en het team te helpen. Buiten het volleybalveld is het een hele normale man, maar zodra er gewerkt moet worden is het met volle overgave. Dat is mooi om te zien.

Grappig is dat mijn oom Henk-jan Held in Italië ook onder zijn hoede heeft gevolleybald. Henk-jan was destijds zevenendertig en was dus bijna aan het einde van zijn loopbaan. Hij vertelde mij dat hij regelmatig botsingen met hem had. Vooral omdat hij zo hard trainde. Ik denk ook regelmatig bij mezelf: kan het niet even wat minder. Maar ik heb verreweg niet de reputatie die Henk-Jan (nog steeds) heeft, dus ik houd mijn mond wel. Ik wist dus enigszins met wie ik te maken ging krijgen, maar als je het zelf ervaart is het toch anders. Als wij tijdens de wedstrijd bijvoorbeeld een domme fout maken of de scheids maakt een verkeerde beslissing, staat hij regelmatig midden op het veld. Bij woede of ongeloof kan hij zich moeilijk inhouden. Ik kan me mijn eerste dag in Beauvais ook nog goed herinneren. Ik kwam de zaal binnen, we stelden ons aan elkaar voor en meteen daarna trok hij mijn shirt uit. Hij wilde zien hoe het er met mijn fysieke gesteldheid voor stond. Na een zomer hard trainen met het Nederlands Team zat er natuurlijk weinig aan, maar het waren vooral de spieren waar hij naar keek. Toen hij mij het shirt teruggaf en mij direct de fitnesszaal wees wist ik al hoe laat het was. Dit gaat een zwaar jaar worden, dacht ik bij mezelf. En dat is het ook. Maar wel een jaar waarin ik merk dat de harde arbeid mij een betere volleyballer maakt. Misschien is hij toch niet zo gek.''

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie
advertentie